Donderdag 3 december 2015. De dag waarvan iedere seconde nog in mijn geheugen gegrift staat. Het begint te schemeren als vijf ‘barmhartige samaritanen’ jou in mijn armen leggen.Twijfelachtig open ik de gekleurde Afrikaanse doeken. Daar lig je dan. Milo Noah. Je donkere kijkers raken me recht in mijn hart. Je bent klein. Rood. Nat. Vies. In leven! Je bent gevonden tussen medisch afval op twee uur loopafstand van Sengerema.Te vroeg kwam jij ter wereld, net op tijd werd je gered.
Wat moet jouw biologische moeder het ontzettend zwaar hebben gehad. Wat een tranen moet het hebben gekost om geen leven met jou te kunnen delen. Aan je verse navelstreng te zien, was je slechts enkele uren oud. Er zit een witte navelklem omheen, dus je bent in een lokaal ziekenhuis geboren. Net op tijd ben je op de NICU. Ik neem je mee naar het operatiecomplex, waar ik water op een vuurtje opwarm en je begin te baden. Je temperatuur moet stijgen! Verlossen van het vuil aan je tedere lijfje. Je krijgt een geel infuus in je rechter, droge handje. Antibiotica en suikerwater! Ik heb immers geen idee of je ooit al een beetje melk hebt kunnen drinken. De chaos in mijn hoofd begint. Baby’s in Afrika overleven immers op moedermelk. Import van kunstvoeding verloopt de afgelopen weken rampzalig. Het regent, de wegen vervagen en dit luxeproduct wordt niet aangevuld. Uiteindelijk wordt het verse koeienmelk, aangelengd met schoon water en suiker.
Afrikaanse glimlach
Er verschijnt een brede glimlach op de vriendelijke gezichten van het lokale ziekenhuispersoneel als ze ons weer samen door het ziekenhuis zien struinen. Ze noemen je ‘mtoto Milou’,de baby van Milou. Op dag drie wordt geëist dat ik je een naam geef, want ik moet je registeren. Vanuit Nederland wordt ‘Milo’ geopperd. Zo blijven we voor altijd verbonden. Symbolisch. Milou kubwa en Milo mdogo (respectievelijk: grote Milou en kleine Milo). Je gaat overal mee naartoe. Overal waar ik verschijn, roepen patiënten ‘honger daktari’. Ik word officieel gefeliciteerd met jouw komst. En terecht: jij mag er zijn. Je bent meer dan welkom op deze mooie wereld. Je wordt het boegbeeld van ‘Project NICU’ in Sengerema. Iedereen kent je bij naam. Je bent geliefd. Jij bent de reden waarom deze nieuwe afdeling nodig is. Jij leeft en bent nu gezond. Jij bent Milo Noah.
Weeshuis
In januari moet ik met pijn in mijn hart afscheid van je nemen. Ik voel me met jou verbonden, een navelstreng. Diep gewortelde liefde. De maanden die volgen word je meer dan liefdevol verzorgd door mama Iris van Wanrooy, dokter op de afdeling neonatologie. Als ook zij weer voet op Hollandse bodem zet, vliegen we vrijwel direct samen terug. Naar jou. We gaan gesprekken aan met een jurist en maatschappelijk werk om te kijken welke mogelijkheden er omtrent adoptie zijn. Geen. Met veel pijn in ons hart en lood in onze schoenen besluiten we dat een weeshuis de meest geschikte optie is. Je komt fantastisch goed terecht: Forever Angels in Mwanza. Geregeld vliegen we naar Tanzania, om je te komen bezoeken in het weeshuis. Bezoeken. Kippenvel ontstaat spontaan op mijn armen bij deze term. We ‘mogen’ slechts een uur per week bij je terecht, op zondagmiddag. Al onze rechten zijn, terecht, verdwenen. Dit is hard en moeilijk. Je reactie blijft, keer op keer, onbeschrijfelijk dierbaar. Je, inmiddels mollige, armpjes gaan in sneltreinvaart de lucht in. Je noemt ons, na 1,5 jaar, nog steeds ‘mama’. Verzorgsters moeten je van ons aftrekken als we gaan. Pijnlijk, maar ook mooi.
Adoptie
Een week voor je tweede verjaardag word je geadopteerd. Je krijgt een grote broer van 6 en een liefdevolle, Tanzaniaanse mama met wie je in Dar es Salaam gaat wonen. Op 24 uur na kan ik je niet meer in mijn armen sluiten. Kunnen we geen echt afscheid nemen. Gaan wij voor altijd uit elkaar. Gaat de navelstreng door. Ga jij nooit weten wie ik ben. Ben jij wel een belangrijk persoon in mijn leven. Met je zwarte kroeskrullen. Met je lange, donkere vingertjes. Met je guitige koppie. Met je donkere kijkers. Met je lieve stemmetje. Met je enorme persoonlijkheid. Voor mij ben je een begrip. Een identiteit. Je hebt een grote plek in mijn hart ingenomen. Jij mag mij misschien nooit kennen, vergeten doe ik jou nooit!
Door Milou van Ingen