Armenfonds
Als stichting streven we naar goede zorg die voor iedereen toegankelijk is. Helaas zijn er tot op heden nog altijd mensen in Tanzania aan wie de meest basale zorg niet geleverd kan worden. Arme en/of kwetsbare patiënten zijn soms niet in staat om een kleine vergoeding voor de zorg te betalen. Ziekenhuizen hebben zelf al moeite genoeg om hun hoofd boven water te houden en hebben dus ook niet de (financiële) middelen om gratis zorg te leveren.
SVSH vindt dat er een vangnet voor deze patiëntenpopulatie moet zijn. Met deze reden is het armenfonds opgericht, zodat zorg ook voor de allerarmsten toegankelijk gemaakt kan worden.
Het armenfonds richt zich op twee belangrijke pijlers, namelijk voedselondersteuning en medische ondersteuning, met elk hun eigen budget.
Voedselsteun kwetsbare patiënten
Een van de grotere structurele projecten van SVSH is het meest basale wat wij ons kunnen voorstellen. Eten, voedingsstoffen, energie, eiwitten, koolhydraten; geef het een naam.
Waar velen in Nederland zich allerlei praktische medische problemen in hun hoofd halen als ze denken aan de problemen van een patiënt in een Tanzaniaans ziekenhuis, blijkt het meest voorkomende problemen veel basaler te zijn dan dat: voeding. Wanhopige mensen zonder geld en/of familie kloppen bij het ziekenhuis aan voor hulp bij hun medische problemen maar zonder geld voor voedsel ook geen genezing. Anderen patiënten hebben zo lang hulp nodig, dat beetje bij beetje alle reserves opraken. Geld wordt opgegeten, familie moet weer terug naar het land om te zorgen dat er ook volgend jaar weer eten is.
Vaak zorgt dit ervoor dat patiënten weglopen uit het ziekenhuis voordat de behandeling klaar is. Niet zelden heeft dit tot gevolg dat patiënten onnodig overlijden of een blijvende handicap overhouden aan hun ziekte. Om dit te voorkomen ondersteunen wij het ziekenhuis financieel zodat zij kunnen zorgen voor de kwetsbaarste patiënten. Het ziekenhuis helpt met dit geld twee grote groepen.
De eerste groep bestaat uit moeders van pasgeboren baby’s, welke worden geholpen met een dagelijkse portie maïspap om hun kosten voor opname te verminderen. Deze groep heeft extra steun nodig omdat het vaak langdurige opnames zijn, waarbij familie het vaak nog niet de moeite waard vindt om in dit jonge leven te investeren. Per jaar wordt hier € 2000 voor gereserveerd. Voor dit bedrag ontvangen gemiddeld twaalf moeders per dag twee grote koppen met maïspap, oftewel bijna tienduizend stuks.
De tweede groep zijn patiënten met allerlei verschillende problemen die geen geld meer hebben om hun eigen eten te betalen. Vaak zijn dit patiënten met complexe ziekten die langdurig opgenomen moeten zijn. Soms ook gewoon mensen die de pech hebben in een arm gezin te zijn geboren. Deze worden door de matron (het hoofd van de verpleging) gezien voordat ze toegang krijgen tot voedselsteun. Wanneer het verhaal logisch is en er is een noodzaak krijgen deze patiënten toegang tot gratis eten.
Om een indruk te geven van de kosten van deze laatste vorm van steun: gemiddeld wordt er per maand tussen de €150 en €300 uitgegeven aan eten voor patiënten. Het verschil per maand wordt vooral veroorzaakt door wisselingen in het aantal patiënten en de prijs van de voeding. De kosten voor voeding verschillen per patiënt: sommigen hebben genoeg aan nog geen vijftig eurocent per dag (thee in de ochtend en om 15:00 een warme maaltijd), terwijl patiënten die zieker zijn (en bv suikerziekte hebben of een neusmaagsonde) maaltijden krijgen ter waarde van ongeveer een euro per dag (ontbijt, lunch, avondeten).
Per maand kunnen hier ongeveer 15-20 mensen gedurende langere tijd mee geholpen worden.
Bijvoorbeeld in de maand april is €150 uitgegeven aan voeding. Van dit geld zijn 18 patiënten ondersteund waarvan er zes het uitgebreide maaltijdenpakket kregen. Gemiddeld wordt er per maand €225 uitgegeven aan voeding. Per maand worden gemiddeld 50 patiënten afgewezen vanwege beperkt budget of omdat de matron denkt dat patiënten het toch zelf kunnen regelen. Patiënten krijgen meestal geen contant geld maar kunnen het bedrag uitgeven bij de kantine of de koopvrouw uit het dorp die dan zorgt voor eten.
Deze steun betekend voor veel mensen het verschil tussen wel of geen toegang tot medische zorg.